Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  team    (hulp, bestand)
• IPA: /tiːm/

Woordafbreking

• team

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ploeg’ voor het eerst aangetroffen in 1909
• Leenwoord van het Engelse team.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	team	teams
verkleinwoord	teampje	teampjes

Zelfstandig naamwoord

het team o

1. (sport) een ploeg van bij elkaar horende spelers

   • In welk team zit jij? Ik zit in de C2. 

2. een groep samenwerkende mensen

   • Op ons werk vormen wij een echt team. 
   • Kremlin-criticus Aleksej Navalny heeft dinsdag nog eens negen jaar cel gekregen. Ondertussen gaan de corruptieonderzoeken van zijn team naar de entourage van Poetin gewoon door.  

   ▸ Door de jaren heen ben ik erg effectief geworden om deadlines te halen, maar dat gaat soms ten koste van de sfeer in het team op mijn werk.

Hyponiemen

   

A-team B-team Koninkrijksteam Oranjeteam aanjaagteam aanvalsteam abortusteam actieteam advocatenteam afwasteam amateurteam analistenteam animatieteam antibioticateam anticorruptieteam antiterrorismeteam arrestatieteam artsenteam atracoteam atrakoteam auditteam basisteam basketbalteam beachsoccerteam begeleidingsteam behandelteam beleidsteam belofteteam bemoeiteam bergingsteam bewijsteam bijstandsteam bobsleeteam bobteam bomteam bouwteam brandweerteam breekteam bridgeteam buurtveiligheidsteam cabrioteam calamiteitenteam camerateam campagneteam censuurteam clubteam coldcaseteam commandoteam controleteam coronateam coördinatieteam crashteam cricketteam crisisteam cybercrimeteam damesteam de-escalatieteam demonstratieteam designteam directieteam docententeam doktersteam douaneteam dreamteam dressuurteam droomteam drugsteam drugteam duikteam duurzaamheidsteam e-team eredivisieteam estafetteteam euthanasieteam evenemententeam expeditieteam fabrieksteam feestteam fietsteam flexteam fraudeteam futsalteam gelegenheidsteam golfteam grensteam griepteam handbalteam handhavingsteam heisateam herenteam herstelteam hockeyteam hometeam honkbalteam hulpteam huurteam identificatieteam ijshockeyteam inkoopteam inspectieteam interventieteam jeugdteam jihadteam journaalteam juniorenteam kaalplukteam kalmeringsteam kampioensteam kernteam keukenteam klassenteam knakenteam landenteam leerkrachtenteam lerarenteam mammateam managementteam mannenteam mannenvolleybalteam marketingteam midgetgolfteam milieuteam ministersteam mugteam narcoticateam observatieteam onderhandelingsteam ondersteuningsteam onderwijsteam onderzoeksteam onderzoekteam ontwerpteam opleidingsteam opsporingsteam organisatieteam overlastteam plannersteam politieteam productieteam productteam profteam projectteam promoteam promotieteam raceteam rechercheteam reconstructieteam recreatieteam redactieteam reddingsteam regeerteam regioteam renovatieteam reportageteam researchteam reserveteam rolstoelbasketbalteam roofteam rugbyteam salesteam scenarioteam schaakteam schaatsteam schaduwteam schoolteam selectieteam serviceteam showteam skiteam sleurteam snuffelteam spitsteam sportteam springruiterteam springteam sterrenteam straatroofteam studententeam stuntteam supportteam susteam tafeltennisteam talententeam telefoonteam televisieteam tennisteam testteam thuisteam thuiszorgteam tienerteam toezichtteam topteam traumateam undercoverteam universiteitsteam urgentieteam veegteam veiligheidsteam verkeershandhavingsteam verkeersteam verkenningsteam verkiezingsteam verkoopsteam verkoopteam voetbalteam volleybalteam vriendenteam vrouwenteam waarnemersteam waarnemingsteam walteam waterpoloteam webcareteam weesfietsenteam welkomstteam wereldteam wielerteam wijkteam wonderteam zaalvoetbalteam zakkenrollersteam zeilteam zorgteam zwacriteam zwemteam

Afgeleide begrippen

   

teamarts teamassistent teambaas teambelang teambespreking teambonus teambuilden teambuilding teambus teamcaptain teamchef teamcoach teamcoaching teamcoördinator teamdiscipline teameigenaar teamevent teamfoto teamgeest teamgenoot teamindeling teamleader teamleider teamleiding teamleidster teamlid teammaat teammanagement teammanager teammedaille teammeeting teamnaam teamontwikkeling teamoverleg teamplaats teamplan teamplayer teampresentatie teamprestatie teamrol teamruiter teamsfeer teamspel teamspeler teamspirit teamsport teamsporter teamsprint teamuitje teamverband teamvergadering teamwedstrijd teamwerk teamwork

Vertalingen

    1. een ploeg van bij elkaar horende spelers   

Duits: Team (de) o Engels: team (en) Frans: équipe (fr) v, team (fr) m

Noors: team (no) o Nynorsk: team (nn) o Spaans: equipo (es) m

    2. een groep samenwerkende mensen   

Duits: Team (de) o Engels: team (en) Frans: équipe (fr) v, team (fr) m

Noors: team (no) o Nynorsk: team (nn) o Spaans: equipo (es) m

Gangbaarheid

• Het woord team staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "team" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  team    (hulp, bestand)
• IPA: /tiːm/

Woordafbreking

• team

enkelvoud	meervoud
team	teams

Zelfstandig naamwoord

team

1. team

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Angelsaksische tēam

Zelfstandig naamwoord

team

1. familieleden, clan, mensen

Schrijfwijzen

tæm tem teem teeme

teme teome theam them

Overerving en ontlening

• Engels: team
• Schots: team

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tiːm/

Woordafbreking

• team

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Engelse naamwoord team.

Zelfstandig naamwoord

team o

1. team

   «Institusjonen er inndelt i 4 team; miljøteam, utrederteam, pedagogteam og familie- og oppfølgingsteam.»

   De instelling is onderverdeeld in vier teams: het (jeugd-)scèneteam, het pedagogenteam, het onderwijsteam en het familie- en begeleidingsteam.

2. spreker, woordvoerder

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	team	teamet	team	teama, teamene
genitief	teams	teamets	teams	teamas, teamenes

Synoniemen

• lag

Afgeleide begrippen

• teamarbeid, teamwork

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tiːm/

Woordafbreking

• team

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Engelse naamwoord team.

Zelfstandig naamwoord

team o

1. team

Verbuiging

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	team	teamet	team	teama
genitief

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief				teami
genitief

Synoniemen

• lag

Afgeleide begrippen

• teamarbeid, teamwork

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /tiːm/

Woordafbreking

• team

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

team monbezield

1. team; een groep samenwerkende mensen

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	team	teamy
genitief	teamu	teamů
datief	teamu	teamům
accusatief	team	teamy
vocatief	teame	teamy
locatief	teamu	teamech
instrumentalis	teamem	teamy

Schrijfwijzen

• tým monbezield

Synoniemen

• družstvo o
• kolektiv monbezield
• mančaft / manšaft monbezield
• mužstvo o
• skupina v

Afgeleide begrippen

• teamový

Verwante begrippen

• teamově / týmově (bw.)
• týmový

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)