- vak·vrouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakvrouw | vakvrouwen |
verkleinwoord |
de vakvrouw v
- een vrouw die een vak beheerst en ook beoefent
- Maar Patchett [schrijfster] is zo’n vakvrouw dat ze zelfs het dreigement van een geladen vuurwapen in een kinderhand kan inlossen op een manier die je niet verwacht en die toch bevredigend is. Op een manier die laat zien dat in het echte leven de dingen meestal niet duidelijk goed of slecht aflopen. Ze gebeuren gewoon, en dan moet je daarna maar zien wat je ervan vindt. [2]
1. een vrouw die een vak beheerst en ook beoefent
- Het woord vakvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vakvrouw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Ellen de Bruin 29 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %